Doorverwijzing Naar Buo Door Laure

SYNTHESE

Titel boek: Op de wip: De overgang van het gewoon naar het buitengewoon basisonderwijs: analyse van de berwijzingspraktijk in Centra voor Leerlingenbegeleiding

Titel artikel: Invloed van kind, school en gezin op doorverwijzing naar buitengewoon onderwijs

Het artikel dat ik gelezen heb, gaat over de invloed van het kind, de school en het gezin op de verwijzingen naar het buitengewoon onderwijs (BuO). Wanneer een kind niet langer mee kan op school spelen deze drie factoren een rol.

1) Kindfactoren
Het buitengewoon onderwijs moet gepast onderwijs, opvoeding, verzorging en therapie verstrekken aan kinderen waarvoor het gewoon onderwijs niet langer de totale persoonlijkheidsontwikkeling kan waarborgen.
Kinderen met een mentale, fysieke, visuele en auditieve handicap kunnen in het buitengewoon onderwijs zitten maar ook kinderen met gedragsproblemen en leerstoornissen.

De aanwezigheid van een handicap of stoornis kan een belangrijke invloed hebben op het onderwijsleerproces van een kind.
Voor kinderen met een ernstige zintuiglijke, fysieke of mentale handicap is, vaak al van peuter- of kleuterleeftijd, het buitengewoon onderwijs aangewezen.
Afhankelijk van hun handicap wordt er een type buitengewoon onderwijs gekozen.
Bij kinderen met een lichtere vorm van een handicap, een leerstoornis of een gedragsprobleem is dit minder duidelijk. Hier moet men afwegen of de leerstoornis of het gedragsprobleem het normaal functioneren in het gewoon onderwijs in de weg staat.
Het type buitengewoon onderwijs dat het meest is aangewezen voor het kind is soms moeilijk te vinden.

2) Onderwijsfactoren
Bij verwijzingen naar het buitengewoon onderwijs spelen zowel kenmerken in het onderwijssysteem als de leerkracht, de klas en de school een rol.

In het onderwijssysteem zelf zijn de push- en de pull factoren erg belangrijk.
Bij de push factoren vanuit het gewone onderwijs is het zo dat het gewoon onderwijs niet of onvoldoende tegemoet komt aan de noden van leerlingen met specifieke onderwijsleerbehoeften. Het leerstofjaarklassensysteem laat weinig ruimte toe voor verschillen in tempo, leerweg of niveau. Vervolgens is de mate waarin het onderwijs wordt geconfronteerd met een toenemende problematiek en heterogeniteit in de leerlingenpopulatie ook belangrijk.
Bij de pull factoren van het buitengewoon onderwijs speelt de deskundigheid van het buitengewoon onderwijs een rol. Ze bieden gespecialiseerde en deskundige zorg voor leerlingen voor wie in het gewoon onderwijs geen aangepast aanbod kan worden gerealiseerd. Daarnaast is er ook de aantrekkelijkheid van het buitengewoon onderwijs. Het wordt voor leerkrachten uit het gewoon onderwijs aantrekkelijker om leerlingen door te verwijzen naar het BuO.

De invloed van de leraar is doorslaggevend voor het leerresultaat. Het zijn vaak de leerkrachten die het verwijzingsproces op gang brengen.
Niet alle leerkrachten beschikken over de theoretische kennis en/of praktische vaardigheden om een gepaste didactische en pedagogische aanpak aan te bieden.
Bij leerkrachten met een hoge doelmatigheidsbeleving d.w.z de mate waarin de leerkracht gelooft in zijn capaciteiten om leerlingen gunstig te beïnvloeden, rekening houdend met zijn omgevingsfactoren, is er een beter leerprestatie bij de leerlingen.
Deze leerkrachten gebruiken meer didactische technieken en strategieën om het leren van leerlingen te bevorderen en wijzen minder leerlingen door naar het BuO.
Bij de onderwijsoriëntatie wordt er een onderscheid gemaakt tussen leerstofgerichte en leerlinggerichte onderwijsoriëntatie. Dit wil zeggen dat leerstofgerichte leerkrachten vooral kennis en vaardigheden overbrengen terwijl leerlinggerichte leerkrachten het belangrijker vinden om de leerlingen te begeleiden en te ondersteunen in hun leerproces. Afhankelijk hiervan gebeuren al of niet meer doorverwijzingen.

Ook de klascontext namelijk de grootte en de samenstelling van de klasgroep heeft een belangrijke invloed op het onderwijsleerproces. Het blijkt dat uit kleinere klassen meer leerlingen doorverwezen worden naar het BuO. Daarnaast heeft het gemiddeld prestatieniveau eveneens een effect op de doorverwijzing van ‘problematische leerlingen’ naar het BuO.

Naast bovengenoemde kenmerken kunnen ook schoolkenmerken de onderwijsleersituatie beïnvloeden zowel de schoolcultuur, de overlegstructuur en informatiedoorstroming, de ondersteuning van probleemkinderen, de relatie tussen school en gezin, de afstand van de school voor gewoon onderwijs tot de school voor buitengewoon onderwijs en de samenwerking tussen de school voor gewoon onderwijs en de school voor buitengewoon onderwijs spelen hierin een rol.

3) Gezinsfactoren
Hierin spelen zowel de pijlers van ongelijke kansen en de ongelijke behandeling een rol.
Bij ongelijke kansen zien we dat het opleidingsniveau van de ouders, de taalvaardigheid, de financiële situatie van de ouders, de intelligentie,… een grote invloed hebben op de doorverwijzing.
Het sociaal milieu speelt ook een rol bij de ongelijke behandeling. Leerkrachten stimuleren onbewust leerlingen uit hogere sociale klassen en remmen leerlingen uit lagere sociale klassen.
Het falen van de hulpverlening aan kansarme gezinnen heeft dus niet alleen te maken met de beperkte mogelijkheden (ongelijke kansen) van het gezin maar heeft ook te maken met de relatie tussen de gezinnen en het hulpverleningsysteem.

Conclusie
Het al of niet doorverwijzen van een kind naar het buitengewoon onderwijs is een complex gebeuren aangezien er rekening moet gehouden worden met het kind, het onderwijssysteem en het gezin waar het kind opgeroeid, vooraleer met een beslissing neemt.

PowerPoint: zie onder 'files'

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License